De benedictijnenabdij Affligem, gelegen op de grens van Brabant en Vlaanderen, dankt haar ontstaan aan zes krijgslieden, die door de prediking van Wedericus, een monnik van de Gentse Sint-Pietersabdij, tot inkeer kwamen. Door toedoen van de H. Anno, aartsbisschop van Keulen, vestigden zij zich, wellicht in 1062, in het gehucht Affligem, op grond van de minderjarige Duitse paltsgraaf Herman II, wiens voogd de aartsbisschop was. Daar was eerder al een andere Frankische nederzetting geweest: Abulingaheim, wat betekent: woonplaats van de lieden van Abulo of Avilo. In 1085 nam de gemeenschap de Regel van de H. Benedictus aan onder de leiding van Fulgentius, een monnik van Saint Vanne, in Verdun, maar afkomstig van Frasnes, in Waals-Brabant. Bij de wijding van de eerste kerk in 1086, schonk graaf Hendrik III van Leuven hun ter plaatse ong. 200 ha grond. Het kloosterdomein zou uitgroeien tot een van de belangrijkste in de oude Nederlanden.
Een hele reeks kloosters werd door Affligem gesticht of geïncorporeerd: de priorijen van Neerwaver (1092/1093) in Waals-Brabant, Frasnes-lez-Gosselies (1099) en Bornem (1120), die steeds afhankelijk bleven, en ook de abdijen van Sint-Andries bij Brugge (1100), Vorst bij Brussel (1105), Maria-Laach, in het Rijnland (ca. 1112), Vlierbeek bij Leuven (1125) en Groot-Bijgaarden (1133), die al vroeg zelfstandig werden.
Affligem was de primaria Brabantiae, de voornaamste abdij van het hertogdom Brabant. Vijf leden van het hertogelijk geslacht kregen er hun laatste rustplaats. Hier ook werd in vredestijd de banier van het hertogdom bewaard. In de 14de eeuw was Affligem met 62 kloosters in binnen- en buitenland door een gebedsgemeenschap verbonden, o.a. met de Sint-Augustinusabdij van Canterbury. Geestelijken en leken, edellieden en burgers wedijverden als weldoeners van de abdij. In 1426 telde men 242 jaargetijden. Affligem was een Cluny in het klein. In de 15de eeuw verkregen de abten, die sinds 1370 gemijterd waren, het primaat in de staten van Brabant.
Tweemaal echter werd de abdij verwoest in de oorlogen tussen Brabant en Vlaanderen in de 14de eeuw. De kloostertucht verslapte gedurende de ballingschap van de monniken in hun refuge te Brussel en het Westers Schisma bracht ook verdeeldheid in de communiteit, hoewel de abt trouw bleef aan Rome.
In 1523 werd de abdij aangesloten bij de benedictijnercongregatie van Bursfeld. Vanaf 1569 tot 1801 was zij als dotatie geïncorporeerd bij het nieuwe aartsbisdom Mechelen, zodat de aartsbisschoppen de plaats innamen van de reguliere abten. In 1580 werd de abdij door aanhangers van Willem van Oranje nogmaals verwoest en 27 jaar lang zwierven de monniken rond in ballingschap.
In de 17de eeuw bloeide de abdij weer op onder proost Benedictus van Haeften (+ 1648), vermaard geestelijk schrijver, die een beroep deed op Rubens en De Crayer om kerk en klooster te versieren. Vanaf 1628 vormde Affligem, samen met de abdijen van Geraardsbergen en Saint-Denis, de benedictijnercongregatie van O.-L.-Vrouw Presentatie, die echter in 1654 al tot ontbinding kwam. De invallen van koning Lodewijk XIV teisterden de abdij en haar bezittingen, maar in de tweede helft van de 18de eeuw volgde een nieuwe bloei onder proost Beda Regaus (+1808), de voornaamste Affligemse geschiedschrijver. Men begon met de bouw van een classicistische abdij volgens de plannen van L.B. Dewez. Die ging echter met de Franse Revolutie volledig ten onder.
Bij de uitdrijving op 11 november 1796 telde de communiteit 33 religieuzen. Het oude domein, dat toen nog onder meer bestond uit een veertigtal hoeven met meer dan 8000 ha grond ging verloren. Er kwam tevens een einde aan de armenzorg, die op ruime schaal werd beoefend; in 1740 kwamen er op één dag 6000 behoeftigen. Het concordaat met Napoleon maakte in 1801 tevens een einde aan het patronaatsrecht over 45 afhankelijke kerken en het begevingsrecht van nagenoeg 130 beneficies. Pas in 1837 kon het kloosterleven te Dendermonde en in 1870 te Affligem hervat worden. Zo stierf Affligem niet uit zoals de overige benedictijnenabdijen van de zuidelijke Nederlanden.
Vanaf 1858 behoorde Affligem tot de hervormde provincie van de Cassinese Congregatie, later de Congregatie van Subiaco. Een nieuwe bloei volgde met de stichting van de abdij Merkelbeek (1892) in Nederlands Limburg, vanwaaruit men in Duitsland Kornelimünster (1906), Siegburg (1914) en Ilbenstadt (1923) herstelde, maar die in 1923 naar Vaals werd overgebracht. In 1910 stichtte men een missie in Noord-Transvaal. Affligem nam ook actief deel aan de liturgische beweging door de uitgave van het Volksmisboek (1915) en het Tijdschrift voor Liturgie (1919). In de laatste decennia werden de voormalige hoeve- en melkerijgebouwen een Cultureel Centrum (1967), het Jeugdhuis Sint-Benedictus (1969), het Archeologisch Museum (1981) en onlangs (2015) een museum betreffende de abdij sinds de terugkeer van de communiteit in 1870. Het huidige jeugdverblijf heeft het statuut van volwaardig hotel en het Gasthof d’Oude Brouwerij wordt goed bezocht.
Sinds 2012 behoort de abdij tot de Congregatie van Subiaco-Monte Cassino, de talrijkste van de negentien geconfedereerde benedictijnen-congregaties. Aan het hoofd daarvan staat een abt-preses, die verblijft in Sant’Ambrogio, beneden het Capitool, in het hart van het oude Rome. Aan het hoofd van de gehele benedictijnse confederatie staat de abt-primaat, die resideert in Sant’Anselmo, de kerkelijke universiteit van de benedictijnen op de Aventijn.
dom Wilfried Verleyen osb, archivaris
abt-emeritus Jan Goetghebeur
BIBLIOGRAFIE
A. DESPY-MEYER en C. GERARD, Abbaye d’Affligem, in Monasticon Belge, dl. IV: Province de Brabant, vol.1, Brussel, 1964, p. 17-80;
W. VERLEYEN, Negen eeuwen Affligem, Aalst, 1983
W. VERLEYEN en L. VAN EECKHOUDT, Iconografie van de Sint-Pieters- en Paulusabdij Affligem, Nieuwerkerken-Waas, 1990;
Fr. VAN DROOGENBROECK, Paltsgraaf Herman II (+1085) en de stichting van de abdij Affligem (28 juni 1062), in Jaarboek voor de Middeleeuwse Geschiedenis, dl.II, Hilversum, 1999, p. 38-95
Klik HIER voor meer informatie over de Benedictijner Orde
Klik HIER voor meer informatie over de Benedictijnen in de Lage Landen: